De Europese textielbedrijven hebben een nieuw land gevonden waar goedkoop, maar onder zeer erbarmelijke omstandigheden, kleding kan worden geproduceerd: Myanmar. Dat concludeert onderzoeksbureau SOMO. Nu de economische sancties tegen het land zijn opgeheven en de democratie is teruggekeerd, verplaatsen Aziatische fabriekseigenaren hun productie naar het voormalige Birma. De lonen zijn er laag en de handelsvoorwaarden gunstig. Maar de Europese textielbedrijven zien er volgens Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen onvoldoende op toe dat de rechten van de arbeiders en landeigenaren worden gerespecteerd.
Uit onderzoek van SOMO bij twaalf fabrieken, blijkt dat het slecht gesteld is met de arbeidsvoorwaarden: lage lonen, lange dagen en onbetaald overwerk onder grote druk. Ook kinderarbeid komt voor in het land dat de nieuwe hotspot van de kledingindustrie zou kunnen worden. SOMO wil dat bedrijven vooraf voorwaarden stellen. Bedrijven die al in Myanmar laten produceren, moeten hun invloed aanwenden om de omstandigheden van de arbeiders te verbeteren."De politieke en sociaaleconomische situatie in Myanmar is nog zeer instabiel", zegt Martje Theuws van SOMO. "Maatschappelijke organisaties zijn pas sinds 2012 toegestaan en krijgen nog maar heel beperkt de ruimte. De industrie kan vrijwel ongehinderd zijn gang gaan. De vraag is of de tijd werkelijk rijp is voor investeringen in Myanmar."
Na de ramp in 2013 in de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh, waarbij 1135 mensen om het leven kwamen, zijn in Nederland en internationaal afspraken gemaakt om de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie te verbeteren. Kledingmerken moeten onder meer controleren of hun producten onder goede omstandigheden worden geproduceerd.
SOMO zegt dat het textielbedrijven in Europa om een reactie heeft gevraagd, maar dat veel bedrijven niet hebben gereageerd. Het lastige is volgens SOMO dat bedrijven die wel reageren, vaker worden genoemd. Terwijl bedrijven die hun kleding stiekem in lagelonenlanden laten vervaardigen, buiten schot blijven.
Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is zich ervan bewust dat de textielsector in Myanmar nog niet op orde is. "Niet alleen de textielsector, maar de hele economie staat in de kinderschoenen. We hebben het over een land dat pas sinds kort de overgang probeert te maken naar een vrijere democratie en economie."
Volgens Ploumen worden er al stappen gezet: Myanmar heeft de belangrijke conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) ondertekend, en de nationale wetten worden daar nu op aangepast. "Dat betekent dat de regels voor arbeidsomstandigheden strenger zullen worden. Een belangrijke eerste stap, maar er moet nog heel veel gebeuren." De minister zegt verder dat de Nederlandse ambassade in Myanmar goede contacten heeft met de overheid en dat het onderwerp besproken zal worden.